Misschien voor later,
achter mijn jeugd het altaar
rond de rimpelende eenvoud
in niets de vooralsnog grijnzende zerk
aandachtig maar onmondig
nagenoeg Uw enig en laatste werk
naast dit is vrijheid onmacht
en zonder rede

Mijn waanzin, de knieval voor onmacht
als ik weet de peluw te kussen
raakt het mij niet zozeer
in wanhoop is ook de eeuwige maagd verkracht
alleen nog stilte spint het web der eenzaamheid
naast Golgotha op een kleurloos wandtapijt
nu preek ik de wereld, jij lacht
en… zonder reden.

Amsterdam 24-9-1975, voor Marianne B.